Verdien geld met het planten van bomen

Dit is een hoofdstuk uit het boek "CO2, een geschenk uit de hemel" geschreven door Petrus Hoff

Tijdens de financiële crisis in 2008/2009 is gebleken dat de begrippen ‘kosten’ en ‘investeringen’ vaak door elkaar heen gehaald worden. Een overheid maakte een crisisbestrijdingsplan bekend van honderden miljoenen om de werkgelegenheid te stimuleren. De maatregelen die genoemd werden waren het isoleren van huizen, meer mensen in de zorg, et cetera. Dezelfde  overheid verkocht tegelijkertijd zijn belang in een grote energiemaatschappij om deze ‘investeringen’ te kunnen betalen. De begrippen ‘investeringen’ en ‘kosten’ worden blijkens deze berichten nogal eens verwisseld.  Het zijn echter geen investeringen die deze overheid bekend maakte. Alvorens we dus over kosten en/of investeringen in de aanplant van bomen gaan schrijven, dienen we eerst de begrippen goed te snappen.

Een investering is een uitgave die gedaan wordt om geld te verdienen. Stel je investeert 1000 euro in een machine die brood bakt. Met de uitgave kan je jaarlijks voor 2000 euro brood verkopen, dus inkomsten verdienen. De machine verslijt door gebruik en na 4 jaar moet hij weg. Stel dat dan de inruilwaarde nog 200 euro is, dan waren de jaarlijkse kosten 1000 minus 200 = 800 euro. Wij noemen deze slijtagekosten ‘afschrijving’. Het financiële plaatje in vier jaar is als volgt:

  • de investering is 1000
  • de jaarlijkse afschrijvingskosten 800 / 4 = 200
  • de rente is 4 jaar x (5% x de halve investering) = 100
  • de inruilwaarde 200
  • de totale kosten van de machine zijn 900.

De opbrengsten zijn 4 x 2000 = 8.000. De brutowinst, waarmee we alle andere kosten zoals lonen, energie, huisvesting en dergelijke betalen en de winst van overhouden, is dan 7.100 euro. Zo verdien je dus geld.

Als een overheid geld uitgeeft en dat geld genereert later geen nieuw geld, dan is dat geen investering. Want na verloop van tijd is het geld op en kan de overheid uitsluitend opnieuw uitgaven doen (kosten maken) als zij de belastingen verhoogt of geld leent. Het uitgegeven geld heeft namelijk geen nieuw geld gegenereerd. Een overheid en burgers die dus een energiebedrijf exploiteren dat jaarlijks honderden miljoenen winst genereert en deze winst als kosten uitgeven, blijven welvarend. Een overheid en zijn burgers die het energiebedrijf verkopen en het geld als kosten spenderen en dit investeringen noemen, zullen op termijn armer worden. Een boer die zijn koe verkoopt heeft geen melk meer. Nadat hij het geld van de koe heeft opgemaakt moet hij zijn bedrijf verkopen.

Zo is het ook met CO2 oplossingen. Als wij CO2 onder de grond blazen zijn we niet alleen de zuurstof kwijt, maar ook maken we jaarlijks enorme kosten. Als een overheid dus zegt dat wij investeren moeten in CO2 opslag, dan gebruikt zij daarvoor twee verkeerde uitdrukkingen. Zij zou moeten zeggen: wij moeten kosten maken voor koolstof en zuurstof opslag. Deze kosten genereren op termijn geen opbrengsten. Integendeel, als na 20 jaar de machines versleten zijn moeten we opnieuw kosten maken. We zullen van deze oplossing uitsluitend armer worden, want geld dat je uitgeeft aan kosten kun je niet investeren. Als we daarentegen bomen planten, dan genereren deze bomen enige tijd na het planten geld in de vorm van alle producten die zij produceren. Het planten van bomen om het CO2 probleem op te lossen is dus een investering en geen kostenpost. Het is daarom welvaartsverhogend. CO2 opslag is dus een voorbeeld van een kostenpost die armoedeverhogend is.

Naast de voordelen zoals die hiervoor worden genoemd, is het planten van bomen een kwestie van denken en rekenen op lange termijn. De vraag die eenieder van ons moet stellen is: waar halen we ons hout vandaan over 40 jaar als de Amazone, Indonesië en Borneo bijna geheel gekapt zijn? Om op dát moment bomen te kunnen kappen, dienen we nú te beginnen om ze te planten. Een boom heeft nu eenmaal 40 jaar nodig om te groeien en op veel plaatsen is dat zelfs nog langer. In ‘De cijfers van de Boomoplossing’ op pagina 90 van het boek vind je dat de huidige opbrengst van hout al ongeveer 28.000 euro bedraagt per hectare. In deze berekening wordt uitgegaan van plantagebouw. Bij deze methode wordt als de bomen voldoende groot zijn 100% kaal gekapt. De opbrengst is dan ongeveer 280 m3 (kubieke meter) met een waarde van 100 euro per m3

Afhankelijk van de plantplaats is er een verschil in groeisnelheid en een verschil in opbrengst per m3 bij bomen. Tropisch hardhout is op dit moment al bijna twee keer zo duur als je in de rekenvoorbeelden vindt. Echte grote bomen in tropische wouden hebben soms tot 300 jaar nodig om zo groot te worden. Dus is er ook een groot verschil in het kapmoment. De beste wijze van kappen is selectieve uitkap in plaats van kaalkap, zodat een bos eeuwigdurend hout kan produceren. Op deze manier kan er uit een bos zonder schade te doen tussen de 100 tot 200 m3 hout per 100 jaar worden gekapt. Als een bos FSC gecontroleerd is – waarvan we hopen dat dit binnen 25 jaar met al het bos op aarde het geval is - wordt, om genetische verarming tegen te gaan, zelfs 10% niet gekapt. Dit bevordert de biodiversiteit, voorkomt ecologische verarming, is een veilige broedplaats voor allerlei dieren en zal in de toekomst als een genenbank kunnen functioneren.

Prijsstijging

Het is zeer waarschijnlijk dat de prijs van hout als er eenmaal een schaarste is, behoorlijk stijgt. We hebben hetzelfde gezien met de prijs van olie die in 2008 steeg met honderden procenten.  In ieder geval kunnen we verwachten dat onverwerkt hout, afhankelijk van wat je er mee kan doen, binnen 40 jaar een prijs meer dan 1 euro per kilo heeft. Dit wordt gebaseerd op het feit dat de bouwmaterialen ijzer en kunststof nu al duurder zijn dan 1 euro per kilo. Omdat beide bouwmaterialen door de groeiende wereldbevolking schaars zullen worden, zal deze prijs per kilo behoorlijk stijgen. Daardoor zal de vraag naar hout als alternatief bouwmateriaal stijgen. Dat zal grote positieve effecten op de prijs tot gevolg hebben.

Hout kan een nieuwe financiële standaard worden.

Wereldwijd kijken regeringen naar oplossingen voor de dekkingsproblemen van het in elkaar gestorte financiële systeem. Zoals je weet is de goudstandaard die als dekking gold voor het financiële systeem, in maart 1973 losgelaten. Nu er opnieuw een crisis is zou het raadzaam zijn een systeem te ontwikkelen waarbij kredieten te allen tijde dienen te worden gedekt door onderpand. Hierdoor kan voorkomen worden dat landen eindeloos geld kunnen bijdrukken en er opnieuw een financiële luchtballon ontstaat. Bovendien kunnen we daarmee voorkomen dat wederom tientallen miljoenen mensen hun baan verliezen. De oplossing voor deze dekking is dichterbij dan regeringen denken: hout zou prima de plaats in kunnen nemen van goud. Als een hectare hout ongeveer 300.000 kilo hout oplevert en de waarde is ongeveer 1 euro, dan is de onderpandwaarde van 2 miljard hectare bos 600.000.000.000.000 = 600 triljard euro. Dit bedrag is groot genoeg om te zorgen dat het financiële systeem nooit meer zo in elkaar kan storten als in 2008 het geval was. Om het wereldwijde financiële systeem van een degelijk en betrouwbaar onderpand te voorzien zouden overheden ervoor kunnen kiezen om banken voor iedere uitgeleende miljoen euro 1,5 hectare bos te laten planten en als onderpand aan te houden.

Onbelaste waardestijging

Geërodeerde gronden zonder oogsten zijn goedkoop. Als je dit soort gronden verandert in een gebied dat voedsel, hout, houtskool, fruit, medicijnen, oliën, extracten en allerlei andere producten produceert, dan zal plotseling de grond in waarde stijgen. Deze kapitaalgroei is interessant en in de meeste landen onbelast. De snelle beslissers zullen de hoogste winsten behalve als ze eenmaal inzien hoe interessant de waardestijging is van waardeloze grond die in waardevolle grond wordt omgezet.

Bomen hebben tijd nodig

Bedenk ook dat als we nu bomen planten, deze pas gekapt kunnen worden als de wereldbevolking 50% groter is. Dit betekent dat er, als we nu niet onmiddellijk beginnen te planten, er over 40 jaar veel minder hout beschikbaar is omdat de bossen ‘op’ zijn maar de vraag 50% groter is omdat er meer mensen zijn. Vergeet ook niet dat als er dan een schaarste is, het alsdan 40 jaar duurt – de groeiperiode - voordat zo’n schaarste is opgelost. Misschien dat het zelfs nog langer duurt omdat voor deze 50% grotere wereldbevolking alle vruchtbare grond gebruikt gaat worden voor voedselproductie en bomen dienen uit te wijken naar plaatsen waar ze minder goed  = minder snel, groeien.  Wie dus bereid is om na te denken over kansen op langere termijn en alle hiervoor genoemde voordelen van de Boomoplossing niet overtuigend vond, kan zich tenslotte laten overtuigen door een argument wat zeker spreekt: iedere persoon of entiteit die of land dat nu bomen plant, zal daar later grote economische voordelen van genieten. Wie rekent en vooruitziet plant nu bomen.